Terugblik op 40 jaar digitalisering in het onderwijs
Na ruim veertig jaar in het onderwijs, waarvan de laatste dertig bij stichting Tabijn, gaat Sectormanager ICT Erik van der Saag met pensioen. Al in de beginjaren van de computer raakte hij gegrepen door de mogelijkheden ervan en die fascinatie liet hem niet meer los. Hoe blikt hij terug op 40 jaar digitalisering in het onderwijs?
“Ik merkte dat kinderen het schitterend vonden om zelfstandig, zonder tussenkomst van een leerkracht, aan de slag te gaan met de oefeningen.”
Begin jaren ‘80 bracht Philips de eerste P2000 thuiscomputers op de markt. Via het Comenius project kregen veel scholen er een toebedeeld. Philips richtte speciaal voor het onderwijs de landelijke Onderwijs Werkgroep Philips Computers (OWG) op. “Ik werd al gauw regiocoördinator voor Noord-Holland”, vertelt Erik. “Een tijdperk van pionieren was begonnen. Je moet je voorstellen dat het hier vooral ging om hobbyisten die enthousiast aan de slag gingen met het maken van hun eerste programmaatjes, bijvoorbeeld voor rekenen of topografie. Die werden op bandjes gezet en driftig gekopieerd tijdens die regiobijeenkomsten. Ook ik volgde een programmeercursus en ging aan de slag. Ik ontwikkelde een auditief dicteeprogramma waarmee kinderen zo’n 3.000 woorden leerden schrijven. Het programma stuurde een cassetterecorder aan waarop zinnetjes waren ingesproken, waarna de kinderen een woord uit die zin moesten opschrijven. Het programma verkocht ik destijds voor 10 gulden; rijk ben ik er dus niet van geworden!”
Wel ontdekte Erik in die tijd de kracht van ICT: “Ik merkte dat kinderen het schitterend vonden om zelfstandig, zonder tussenkomst van een leerkracht, aan de slag te gaan met de oefeningen. De kennis bleef ook goed hangen. Toen realiseerde ik me: die computer kan heel wat betekenen voor het onderwijs!”
De thuiscomputer werd al snel opgevolgd door de persoonlijke computer. De overheid wees honderd scholen in Nederland aan als voorhoedescholen. “Het hek was van de dam: er was net zoveel budget voor ICT beschikbaar als voor alle overige leermiddelen.” De ontwikkelingen volgden elkaar in rap tempo op: computers werden in een netwerk geschakeld, bestanden opgeslagen op de server. De volgende stap was de aansluiting op internet. De overheid wees NLtree aan voor de landelijke uitrol voor alle scholen. Toen dat te duur bleek, kregen scholen financiering om hun internetaansluiting zelf te regelen. “Ik vond dat persoonlijk een gemiste kans; dat had centraal geregeld moeten blijven.”
BIC-netwerk uitkomst voor ICT-coördinatoren
Het luidde de start in van het BIC-netwerk, het netwerk van bovenschoolse ICT’ers die kennis uitwisselen. In 2003 deed APS IT-diensten de oproep aan ‘BIC’ers’ om lid te worden en in 2004 startten de eerste bijeenkomsten. “Het belang van het BIC-netwerk kan ik niet genoeg benadrukken. Veel ICT-thema’s komen op het bordje van de (bovenschoolse) ICT’ers terecht. Die moeten het zelf maar zien te regelen. Het BIC-netwerk is een enorm goede oplossing, zo hoef je niet allemaal zelf het wiel uit te vinden. Er zit veel kennis in de groep. Ik heb er al die jaren veel plezier van gehad. Je zit allemaal met dezelfde uitdagingen. Het is fijn om elkaar te kunnen helpen.”
Ook na de oprichting gingen de ontwikkelingen door: van schoolbord en krijt stapten de leerkrachten over op beamers met digiborden en later touchscreens. Uitgevers moesten plotseling gaan digitaliseren en werden van ‘boekverkopers’ ineens ‘programma-ontwikkelaars’. En portals als Basispoort en Entree ontstonden. De opslag van gegevens ging van bandjes, naar servers en inmiddels naar de cloud. “Daardoor werd privacy een issue: de AVG kwam om de hoek kijken. Ook daarbij vraag ik me af: al die verwerkersovereenkomsten die de besturen moeten ondertekenen, waarom is ook dat niet centraal geregeld? Hetzelfde geldt voor beveiliging. Ieder bestuur lost dat op zijn eigen manier op. Het normenkader, dat nu wordt ingericht, is best pittig om in te vullen. Daar gaat voor ieder bestuur veel tijd in zitten. Eigenlijk zou er een loket moeten zijn waar je als bestuur terecht kunt om kennis op te doen. Bijvoorbeeld als je gehackt bent.”
IBP-normenkader gepubliceerd
De komst van Snappet luidde de trend van individualisering in, stelt Erik. “De uitdaging is hier om een goede modus te vinden tussen: wat doe je digitaal? En wat met elkaar? Leerlingen kunnen niet de hele dag achter een scherm zitten. Maar adaptieve software kan er wel voor zorgen dat je minder hoeft te toetsen: door het volgsysteem zie je welke voortgang de leerling doormaakt. Waarom zou je dan nog examen doen?”
Verandering nodig in het onderwijs
Erik gelooft dan ook dat veranderingen hard nodig zijn in het onderwijs. “Dat we vooral klassikaal werken is verouderd. Het verbaast me eigenlijk hoe goed het tijdens de coronaperiode ging met het afstandsonderwijs. Daardoor zijn leerkrachten nog ICT-vaardiger geworden. Als de noodzaak er is, lukt het wel! Die kant moeten we ook meer op. Er zijn allerlei voorbeelden van landen die het anders doen en met goede resultaten: denk bijvoorbeeld aan Denemarken. Daar krijgen kinderen een korte instructie en gaan ze ergens in school aan de slag.”
Over de ICT-kennis van leerkrachten is Erik positief. “Daar wordt vaak op gemopperd, maar dan doe je ze tekort. Ze doen veel en hebben veel aan hun hoofd. Als het gaat om aandacht voor digitalisering, dan zou ik beginnen bij de Pabo’s. De leerdoelen van het PO moeten als uitgangspunt dienen voor de minimale vaardigheden die toekomstige leerkrachten moeten hebben.”
Ook na zijn pensioen gaat Erik niet stilzitten. “Ik heb drie kinderen en drie kleinkinderen. Ik vind het leuk om daar meer tijd aan te besteden. En ik heb veel hobby’s: naast computers, zijn dat onder andere sporten, muziek, fotografie en motorrijden. Ik heb m’n beroepspapieren voor de vrachtwagen. Wie weet maak ik daar nog eens gebruik van. Ik ga me niet vervelen en kom eerder tijd tekort!”
Namens APS IT-diensten: bedankt Erik voor je bijdragen!